Sinds de invoering van het lokale dualisme in 2002 werden de gemeenteraden in Nederland wettelijk verplicht om een gedragscode vast te stellen. Een code waarin iedere gemeenteraad met elkaar afspraken moest maken en vastleggen over hoe men in de desbetreffende gemeenteraad onder andere met elkaar wenste om te gaan. Doel hierbij was dat iedereen zich ook aan de vastgestelde gedragscode zou houden. Overigens geen juridisch document.
Vanaf de invoering van de wettelijk verplichte gedragscode, heeft deze code geleid tot allerlei gedoe, omdat er altijd wel een aantal gemeenteraadsleden te vinden zijn, die zich willens en wetens, terecht of niet terecht, niet aan de vastgestelde gedragscode wensen te houden. En wat doet een gemeenteraad dan.
Ik denk nog wel eens terug aan het monistische stelsel. Dat stelsel kende geen wettelijke verplichte gedragscode, waren er wel wat geschreven en ongeschreven regels, werden felle discussies gevoerd, maar hoefde niemand zich zorgen te maken over omgangsvormen. Iedereen hield zich simpel aan de geschreven en ongeschreven regels. Gewoon zoals volwassen mensen en zeker raadsleden horen te doen. Vrijwel nooit gedoe.
Stadsbelangen heeft zich in de afgelopen jaren steeds kritisch opgesteld over deze gedragscode, want wat heb je aan een gedragscode als er geen handhavinginstrumenten zijn. Dit nog los van de gedachte dat het te zot voor woorden is, dat volksvertegenwoordigers met elkaar moeten afspreken hoe zij met elkaar zouden moeten omgaan.
Recentelijk heeft de Minister van Binnenlandse Zaken de Delftse gemeenteraad geantwoord naar aanleiding van een voorbeeld die aan haar was voorgelegd. Het ging hierbij om het feit dat raadsleden burgers hadden bijgestaan bij een gerechtelijke procedure tegen de gemeente. Ook voerde een raadslid het woord bij de bezwaarcommissie, terwijl hét podium van een raadslid toch de gemeenteraadsvergadering is. In de Delftse gedragscode is afgesproken dat raadsleden burgers niet bijstaan bij de bezwaarcommissies. Dit met het oog op mogelijke tegenstrijdige belangen.
Ook werd in het voorbeeld aan de minister gevraagd hoe zij aankeek tegen een situatie, waarbij raadsleden kosten voor juridische bijstand van burgers, die een procedure tegen de gemeente voeren, voor hun rekening nemen. Het antwoord van de minister was bijzonder. Wettelijk mag het allemaal, maar of het wenselijk is, dat raadsleden dergelijke acties uitvoeren, was zeer de vraag. De minister adviseerde om dit te regelen in de gedragscode en als een raadslid zich daaraan niet houdt, het betreffende raadslid hierop aan te spreken.
Conclusie is dus, dat volgens de minister de raadsleden elkaar tot Sint Juttemis kunnen blijven aanspreken als men zich niet houdt aan afspraken, die in de gedragscode zijn vastgelegd. Verder dan dat zijn er geen handhavinginstrumenten beschikbaar. Hiermee kan de gedragscode worden afgevoerd. We hoeven voortaan dus geen onnodige energie meer te besteden aan zaken die veel energie kosten en uiteindelijk nergens toe leiden. De raad kan dan weer al haar energie gebruiken voor zaken waar écht energie aan besteed moet worden.
Mijn voorstel zou zijn om de gedragscode aan te passen en daarin één zin op te nemen, namelijk: ‘We spreken af, dat we niets afspreken’. Vervolgens de gedragscode netjes inlijsten, bijvoorbeeld ‘Delfts Blauw’ lijstje, en bewaren op een mooie plek, namelijk:
‘de prullenbak.’
Aad Meuleman