In een eerste reactie op de jaarrekening 2010 willen we beginnen met iets positiefs. De leesbaarheid van deze taaie stukken is in vergelijking met vorig jaar een stuk verbeterd! De indeling van het jaarverslag volgt de indeling van de programmabegroting en de antwoorden op de 3-W vragen die per deelprogramma worden gegeven, geven snel inzicht in de mate waarin doelstellingen zijn gerealiseerd, de activiteiten die daarvoor zijn uitgevoerd en de gerealiseerde baten en lasten. De jaarrekening laat in overzichtelijk tabellen per programma het resultaat vóór en na bestemming zien, alsmede de afwijkingen t.o.v. de begroting en begrotingswijzigingen. Zo wordt het lezen van deze stukken bijna leuk.
Kan het nog beter? Ja. In de adviezen van de commissie R&A en ook in de annotatie van de griffie staan nog een aantal verbeterpunten genoemd. Hoewel een jaarrekening en –verslag feitelijk neerkomen op verslaglegging van iets wat al gebeurd is, zou het mooi zijn als de resultaten tegen het licht van de toekomst gehouden worden: wat zijn de consequenties van de afwijkingen en liggen we nog op koers? Wellicht moeilijk schematisch weer te geven, maar een korte toelichting op deze twee vragen is zeker wenselijk en ook nodig voor een gedegen oordeel over deze stukken. Bovendien verduidelijkt het de samenhang van alle losse stukken die ons op verschillende momenten gedurende het jaar bereiken.
Tot zover het positieve. Nu het negatieve. En dat betreft de inhoud. Voor het derde achtereenvolgende jaar een negatief resultaat. Sterk afnemende reserves, toegenomen risico’s, de daardoor sterk verslechterde weerstandcapaciteit en als totaalgevolg de benodigde drastische bezuinigingen, waarvan de eerste gevolgen al her en der in de stad merkbaar zijn. Natuurlijk kan het niet anders en natuurlijk komen we dit wel weer te boven. Mits we in control zijn. Het is de ambitie van het college om nog deze periode tot een in control-statement te komen. Maar we zijn er nog lang niet. In de jaarrekening is een paragraaf opgenomen over de incidentele baten en lasten. Per saldo is sprake van een negatief resultaat van € 6,7 mlj., voornamelijk veroorzaakt door tegenvallende inkomsten uit bouwleges en hogere kosten voor de bijstand. Dit omvat nagenoeg het gehele negatieve resultaat van de jaarrekening en impliceert dat dit negatieve resultaat een incidenteel karakter heeft. Maar deze extra lasten zijn directe gevolgen van de kredietcrisis die al een paar jaar duurt. Waarom is hier niet voldoende rekening mee gehouden of wat zijn dan de incidentele factoren die in 2010 deze afwijkingen veroorzaakt hebben?
Natuurlijk zou de situatie niet rooskleuriger zijn geweest als deze kosten voorzien waren. Het punt is echter dat er geen ruimte meer is om nog meer van dit soort incidentele tegenvallers op te vangen. En dat is een zorgelijke situatie. Willen we de stad nog een beetje leefbaar houden voor de bewoners, aantrekkelijk voor bezoekers, aanlokkelijk voor ondernemers en kenniswerkers en beschermend voor kansarmen, dan zijn nóg meer bezuinigingen dan de € 34 mlj die we al moeten realiseren uit den boze. En dan is nog niet eens alles ingevuld, om nog maar te zwijgen over de hoge risico’s die we met projecten als Harnaschpolder en de Spoorzone nog lopen. Laatstgenoemd project is nog maar net gestart of we zitten al opgescheept met vertragingen en dus kostenverhogingen. Gezien de duur van het project zal dit niet de laatste keer zijn. En het Nieuwe Stadskantoor? Ook dit project zal gepaard gaan met vertragingen en kostenverhogingen, waar we nu nog geen weet van hebben, maar waarvan we wel zeker van kunnen weten dat ze er komen Een ongelukkiger moment om een klap te geven op zo’n groot project is er niet. Een té groot risico, dat we nu niet kunnen dragen. Niet als we in control willen zijn en blijven. En niet als we willen voorkomen dat de burger bij iedere incidentele tegenvaller door extra bezuinigingsmaatregelen wordt getroffen.
Fractie Stadsbelangen Delft
Simone van Dijk